Psalmen
Psalmen 16

1 Opschrift: 1) van David

Bewaar mij, God
want bij u zoek ik mijn toevlucht.
2 Ik zeg 2) tot JHWH: mijn Heer zijt gij
mijn goed — niets gaat boven u.

3 Met betrekking tot de heiligen die in het land zijn, zij zijn het
de heerlijken in wie al mijn behagen is. 3)

4 Moge het lijden vermeerderd worden van wie zich een ander verwierven.
Ik pleng niet mee met hun plengoffers van bloed
en hun namen neem ik niet op mijn lippen.
5 JHWH is mijn deel en mijn beker.
Gij hebt mijn lot in handen.
6 Het mij afgemeten deel 4) viel voor mij in liefelijke plaatsen.
Zeker, mijn erfdeel doet mij goed.

7 Ik zegen JHWH die mij raad geeft.
zelfs in de nacht voeden mijn nieren 5) mij op.
8 Ik stel JHWH voortdurend tegenover mij
Is hij aan mijn rechterhand dan wankel ik nooit.
9 Daarom is mijn hart verblijd, en jubel ik met ere 6)
ja, mijn vlees zal veilig wonen.
10 Want gij geeft mijn ziel niet prijs aan het dodenrijk
gij geeft uw getrouwe de kuil 7) niet te zien.
11 Gij doet mij kennen het pad van het leven
verzadiging van vreugde is voor uw aangezicht
liefelijkheid is in uw rechterhand, voor altijd. 8)

1Een onvertaalbare technische term in psalmtitels
2Gekozen met veel andere vertalingen voor de in de MT genoemde variant die de eerste persoon enkelvoud aangeeft
3Mogelijk zijn heiligen en heerlijken sarcastisch bedoeld. En zijn het dus de valse goden die men zich heeft verworven.
4Lett. meetsnoeren vielen verg. psalm 18:4 en 105:11
5Hier in figuurlijke zin als de plaats van het gevoel, de emotie etc.
6כְּבֹודִ֑י gemoed? ziel? gekozen is voor: jubel ik met ere ; lett. jubelt mijn eer
7Van het open graf waar ik eerloos in neerdaal
8Met dank voor kritisch commentaar op de vertaling door Wout van der Spek en Willem Pel